U bent hier
De glimlach van de historicus en andere grappen
Op de klassieke radio Klara hoor je nog eens wat over cultuur, over de middag heen. Ramblas heet het programma en we luisteren vaak met genoegen naar Kurt van Eegem, maar soms, ja soms is het tenenkrullend. Zo ook die ene middag toen een nieuw historisch werk werd voorgesteld, waarin België in een parcours van herinneringen werd voorgesteld.
Voor een goed begrip, geschiedenis wordt duidelijker als men al eens ter plaatse gaat kijken. Ook zijn er uiteraard plaatsen waaraan collectieve herinneringen vasthangen, zoals het Groeninghemonument in Kortrijk. Dichter bij ons, in Brugge heb je de abdij Ter Doest, waaraan men heel wat kan aflezen over het landschappelijke verhaal van deze streek. Maar ook was er wellicht een behoorlijk van handschriften waaruit volgens de Nederlandse literatuurhistoricus Frits van Oostrum Jacob van Maerlant heel wat heeft geput, onder meer om zijn historisch werk te schrijven. En op de Burg had men tot 2002 een mooie maquette van een verdwenen gebouw, de Sint-Donaaskerk, die in 1799 openbaar verkocht werd en in het volgende jaar afgebroken op last van de Franse bestuurders. In een regio met een rijke en lange geschiedenis, die meer om het lijf heeft dan vreemde overheersing en een schraal leven, zijn er weinig plaatsen die niet minstens een lokale betekenis hebben, maar vaker dan men denkt een belangrijke plaats voor herinnering is.
Maar als je dan hoort, aan het eind van het gesprek dat het Belfort van Brugge de historicus slechts een glimlach ontlokt en enige nostalgie naar zijn bezoeken op zondag met zijn ouders, in andere tijden oproept, dan breekt je klomp. Prof. Tollebeek, die cultuurgeschiedenis doceert aan de KU Leuven meent dus dat dit belfort aan de Grote Markt in Brugge niet echt belangrijk is. Moet kunnen natuurlijk, maar het valt op dat de auteurs die de hoofdredactie vormden van het boek bijna allemaal met hedendaagse of nieuwste geschiedenis bezig zijn. Ook kan het niemand ontgaan dat men de geschiedenis van België in een parcours van herinneringen brengt, waardoor alles wat met de Vlaamse Beweging te maken heeft vanzelfsprekend afbreuk doet aan dat België. Nu hoeft men geen fanatieke separatist te zijn om deze benadering onverdedigbaar te vinden.
We zouden echter blij moeten zijn met deze geschiedschrijving, want uit het opzet blijkt dat men geen synthese meer zou kunnen maken van het onderzoek. Dat wil zeggen dat men niet gelooft dat dit landje nog bestaat als een natie. Bovendien zien we dat de ontwikkelingen sinds 1830 de centrale spil vormen, waardoor we eens te meer mogen vaststellen dat de idee dat geschiedenis geen sprongen maakt nu wel echt terzijde is geschoven. Het resultaat is wel dat men het geïnteresseerde publiek niet de kans geven wil kennis te nemen van een min of meer contingente geschiedenis, niet enkel van het federale land, maar ook niet van Vlaanderen. Samenhangend en zonder innerlijke tegenspraak.
Het belfort van Brugge is niet enkel het gebouw aan de Grote Markt, maar ook een plaats van herinnering, maar even goed een plaats van verbeelding. Men kan zich, aan de hand van platen uit de verschillende eeuwen een beeld vormen van het leven op en rond het belfort en de lakenhallen. Het is opmerkelijk dat men de ontwikkeling van de stad niet de moeite van het vermelden waard acht, slechts een glimlach voor een hoekige hoop stenen, een beiaard en nog veel meer over heeft.
Mja, Brugge, dat is toch een soort Bokrijk. Nu Gent als meest authentieke stad is verkozen, zullen we toch eens moeten nadenken over het beeld van Brugge. Ook dient Gent in Parijs op een congres over lokaal beleid tot voorbeeld van hoe men een stad een nieuwe ziel kan geven. Brugge heeft meer te bieden dan wat façades, al lijkt men daar nog steeds niet overtuigd van te zijn. Maar de toren van het welvarende Brugge verzinkt vandaag in het niet bij de torens van Dubai, Kuala Lumpur en Shangai. Maar het belfort in het algemeen en zeker dat van Brugge heeft te maken met burgerlijke vrijheden, maar ook van het vermogen van een stedelijke gemeenschap zelf grootschalige bouwwerken te bouwen. Misschien vindt Jo Tollebeek wel een goede zaak dat de idee van zelforganiserende gemeenschappen, die mee de burgerlijke cultuur hebben geformeerd in de herinnering levendig blijft. En zo is de glimlach van de cultuurhistoricus niet enkel weigering geschiedenis geschiedenis te laten zijn, maar ook een afwijzing van een cultuur waar we met zijn allen toch van kunnen genieten, die van vrijheid, creativiteit en ja, soms ook wat enggeestigheid, maar dat hangt van onszelf af, toch?