Toerisme: troef voor onze welvaart.

Op 15 juni 2017, over deze onderwerpen: Cultuur en toerisme, Economie en ondernemen, Leefmilieu en wonen

Opgepast: toeristen-tsunami

 

De Morgen,

Wo. 14 Jun. 2017, Pagina 15

 

Toerisme brengt geld in het laatje. Niemand die daaraan twijfelt, of toch?

Jaarlijks overrompelen duizenden toeristen Barcelona, Firenze, Amsterdam en andere Europese steden, maar wegen de baten nog op tegen de kosten?

 

Op enkele minuten lopen van de Rialtobrug in Venetië staat een vrouw met op haar T-shirt 'Venezialand'. Een niet eens subtiele verwijzing naar Disneyland. De toeriste heeft een plattegrond onder de broekrand gepropt, en haar vadsige armen zijn behangen met tassen van Gucci, Calvin Klein en Louis Vuitton. Waar haar ogen horen te zitten, prijken eurotekens. Het is het lelijke gezicht van het massatoerisme. De dame bestaat niet echt, maar is een spotprent in het centrum van Venetië, waar de talloze toeristen, op weg naar of komende van het San Marcoplein, haar geen blik waardig achten.

'Mordi e fuggi', blazen de inwoners van Venetië. Vrij vertaald: hit-and-runtoerisme. Als een sprinkhanenplaag leggen de toeristen beslag op de stad. Het fenomeen kreeg een naam: venetianisering.

Hoogleraar toeristische economie Jan van der Borg (KU Leuven, Universiteit Venetië) zegt dat we het kantelmoment al voorbij zijn. "Praag, Barcelona of zelfs Brugge: al deze steden moeten zich bezinnen over de vraag hoe ze die toeristenstroom onder controle kunnen krijgen. Dergelijke steden balanceren op de grens van het toelaatbare."

'Eigen schuld, dikke bult', zou Van der Borg kunnen roepen, want voor wat zich vandaag in die smalle pittoreske straatjes afspeelt, heeft de prof decennia geleden al gewaarschuwd. Twintig jaar geleden al ging hij bij de stad Amsterdam aankloppen met de vraag of hij er onderzoek kon doen naar de gevolgen van toerisme voor de stad. Van der Borg was niet aan zijn proefstuk toe. Voor Venetië had hij al een rekenmodel ontwikkeld waarbij het kantelpunt wordt berekend waar de negatieve gevolgen van toerisme groter zijn dan de positieve impact. Amsterdam ging volgens hem die weg op. Hij werd lachend wandelen gestuurd.

Intussen is Amsterdam aan het dichtslibben en zoekt men allerlei oplossingen om de toeristenoverlast in te dijken. Niet eenvoudig, want een stad kun je moeilijk afsluiten, en inmiddels draait een hele economie op dat toerisme.

Zo ook in de zogenaamde gouden driehoek van Brugge. Wie zich daarin waagt, waant zich in een internationale mierenhoop. Je struikelt er niet over de karakteristieke kasseien, maar wel over de vele duizenden toeristen. Die Brugse gouden driehoek wordt gevormd door de Markt en Burg te verbinden met de omgeving van het Begijnhof en Minnewater, vandaar een lijntje trekken naar het Concertgebouw en het Zand, om dat punt weer te verbinden met de Markt. Die driehoek, amper enkele vierkante kilometers, is een smeltkroes van hard Engels, zoetzuur Aziatisch, en vettig Hollands. Het is de biotoop van gidsen met felle jasjes, en gekleurde paraplu's. De koetsen ratelen over de kasseien en het winkelaanbod is een mix van kant, chocolade en bier. Een tiende van alle chocoladewinkels in Vlaanderen bevindt zich op deze vierkante kilometers in Brugge. Het is het lelijke gezicht van toeristisch Brugge.

"Ik foeter vaak als ik weer eens met mijn fiets niet in mijn eigen straat kan. Allez, dat is hier toch geen pretpark, hé?" Foeteraar van dienst is Pol Van Den Driessche. ex-journalist, politicus voor N-VA, en in die hoedanigheid kandidaat-burgemeester in Brugge. Hij woont in de gouden driehoek, vlak bij het oogstrelende Minnewaterpark. Van den Driessche is een trotse ambassadeur

van zijn stad. Alleen is er dat sterke besef dat toerisme een heel dubbelzinnig verhaal is. "Het is een goudader voor de stad, maar tegelijk moeten we erover waken dat we de stad er niet mee doodknijpen."

Kip met gouden eieren

De toeristische sector in Vlaanderen is goed voor zo'n 240.000 banen, en een bruto toegevoegde waarde van 11,7 miljard euro. Dat is liefst 4,3 procent van het totale bbp van Vlaanderen en Brussel, zo blijkt uit een analyse van de Vlaamse overheid. In dat cijfer zit onder meer de horeca, reisbureaus of diensten voor cultuur. Daarmee scoort toerisme beter dan sectoren als de voedingsindustrie, of zelfs de chemische sector.

Laten we even teruggaan naar onze gouden driehoek in Brugge. Ook daar spreken de cijfers tot de verbeelding. In 2015 bezochten 7,8 miljoen mensen

de stad. Voor elke inwoner liepen er dus omgerekend 66 toeristen rond.

Uit gegevens van het Kunststedenonderzoek blijkt dat dagtoeristen gemiddeld zo'n 36 euro per persoon besteden. De omzet van het dagtoerisme wordt zo geraamd op 190 miljoen euro. Verblijfstoeristen spenderen zo'n 114 euro per nacht en per persoon. Goed voor een totale omzet van 251 miljoen euro. Dit brengt de totale omzet van toeristen voor Brugge op liefst 441 miljoen euro.

Het is dus logisch dat je die kip met de gouden eieren niet zomaar gaat slachten. Ook al zorgen toeristen voor overlast, ze zijn een belangrijke bron van inkomsten.

Elke boekhouder weet dat tegenover inkomsten evenwel ook uitgaven staan. Maar blijkbaar geldt die boekhoudkundige regel niet voor de toeristische sector. Vincent Nijs van Toerisme Vlaanderen beaamt dat. "Effectieve studies over de afweging van kosten en baten in Vlaanderen zijn er niet, en zullen ook niet makkelijk elders te vinden zijn." Ook Karolien Weekers, die werkt voor de Studiedienst van de Vlaamse Regering en in die hoedanigheid een schat aan info over de economische waarde van toerisme verzamelde, geeft toe dat dit nog steeds een blinde vlek is. Er zijn aanzetten in de maak.

Professor Van der Borg heeft zo'n analyse wel gemaakt voor Venetië. "Het hart van de gemeente Venetië, dat in het midden van de lagune ligt en waar vandaag de dag minder dan 60.000 mensen wonen, wordt jaarlijks bezocht door ruim 22 miljoen bezoekers, van wie ongeveer 80 procent minder dan één dag in de stad verblijft. Ongeveer twee miljoen dagtoeristen komen op rekening van de gigantische cruiseschepen die Venetië gedurende de zomermaanden aandoen. Die zijn inmiddels verworden tot het symbool van de agressie van het toerisme ten aanzien van de historische stad."

"Het aantal bezoekers dat een bestemming kan opvangen is in de praktijk gelimiteerd. Die limiet wordt bepaald door de capaciteit van de verschillende relevante toeristische subsystemen, zoals het openbaar vervoer, de parkeergelegenheid, de accommodatie, de restauratie, de verwerking van zwerfvuil, enzovoort. Omdat de meeste subsystemen zowel door inwoners als bezoekers worden gebruikt, wordt a priori een bepaald gedeelte van de totale capaciteit gereserveerd voor de inwoners." Voor Venetië is de conclusie

een negatief saldo, wat betekent dat het toerisme duidelijk de draagkracht overschrijdt.

Uit onderzoek van het Nederlandse platform voor onderzoeksjournalistiek Investico en De Groene Amsterdammer blijkt ook al dat de economische voordelen van het toerisme worden overschat, terwijl de kosten ondergewaardeerd blijven. Een voorzichtige rekensom leert dat wanneer alle kosten voor de gemeenschap zouden worden meegerekend, het uiteindelijke plaatje er helemaal anders uitziet. Het idee dat drukte en overlast weliswaar vervelend zijn maar dat de stad als geheel van de bezoekershausse profiteert, is een mythe, zo luidt het harde oordeel voor Amsterdam.

Een groot deel van de winsten die worden gemaakt, verdwijnt naar buitenlandse bankrekeningen. In Amsterdam hebben vooral veel internationale investeerders een flinke vinger in de pap, zowel in de hotelsector als in de entertainmentindustrie. Massaal veel toeristen sloffen naar Madame Tussauds, en lopen de lokale handelaars - als die er nog zijn - gewoon voorbij. Er is zelfs sprake van een oligopolie van rondvaartboten. En ruim tweehonderd

ijssalons, souvenirwinkels en wafelhuizen liggen uitgezaaid over de belangrijkste toeristenstraten, maar vele zijn in handen van internationale ketens.

Zeventien miljoen bezoekers geven volgens Amsterdam Marketing 9,7 miljard euro uit. Dat lijkt veel geld. Maar beperken we ons tot buitenlandse bezoekers die er overnachten, dan blijft er minder dan de helft van over (6,8 miljoen mensen), die volgens het Nederlands bureau voor toerisme 'maar' 5,2 miljard uitgeven. Het zegt veel over het nattevingerwerk waarmee de toeristische industrie werkt. En het is bij ons niet anders.

Toeristentaks

"De kosten en de investeringen voor toerisme?", blaast Pol Van den Driessche. "Dat is een zeer goede vraag. Maar alleen al de vraag stellen is vloeken in de kerk. Het gevoelis dat het de stad nog altijd meer opbrengt dan het kost. Er is weinig industrie in Brugge, de stad leeft voor een groot deel van het toerisme. Dat gaat van de koetsiers, over de hoteliers, tot de pralinewinkels. Duizenden mensen werken in die sectoren."

Burgemeester Renaat Landuyt (sp.a) countert meteen en stelt dat de inkomsten goed zitten. "We hebben enkele jaren geleden een toeristentaks ingevoerd, onder het motto: 'De verbruiker betaalt.' Elke toerist betaalt 2 euro per dag." De opbrengst van die taks was in 2016 goed voor zowat 3,8 miljoen euro. "Ook de verbruikskosten worden doorgerekend. Zo betalen de bootjes of de koetsen een bedrag voor de slijtage van de wegen of de Reien, goed voor 2,3 miljoen euro. Het inkomgeld van onze stedelijke musea betekent nog eens ruim 4 miljoen euro. En dan is er nog de taks op de tweede verblijven: nog eens 1,3 miljoen euro in het laatje."

Landuyt geeft wel toe dat het moeilijk is om de kosten helemaal in rekening te brengen. "Zeker bij dagtoeristen. We zijn volop aan het nadenken over hoe we die link moeten leggen."

Op de meerjarenbegroting staat op de post toerisme en cultuur zo'n 50 miljoen euro ingeschreven. Dat zijn de nettokosten, dus met aftrek van exploitatievergoedingen en andere (indirecte) inkomsten. Al is niet op te maken wat daar allemaal achter schuilt. Als je dat afweegt tegenover de 441 miljoen euro die de toeristen opbrengen is de balans zeer positief. Maar zo werkt het natuurlijk niet.

Van den Driessche : "Neem nu de restauratie van monumenten. Dat neemt een grote hap uit het budget. Daar is de Bruggeling bij gebaat, het erfgoed wordt beschermd en er komen toeristen op af. Alleen: hoe bereken je dat aandeel?"

Een voorzichtige poging kan zijn om de toegevoegde waarde - die op 4,3 procent wordt begroot - ook toe te passen op de algemene diensten die een stad doen werken. Want je kunt de toegevoegde waarde niet enkel toeschrijven aan toerisme. Er zijn bijvoorbeeld 1.348 horecazaken, goed voor 2.801 banen, maar ook de Bruggelingen zelf gaan op restaurant en café. De opbrengsten van de horeca voor de stad kun je dus niet enkel op het conto van het toerisme schrijven. Bij uitbreiding geldt dat ook voor het historisch patrimonium, de musea of het concertgebouw. Brugge geeft in de vorm van subsidies en toelagen ruim 4,4 miljoen euro aan verenigingen die gelinkt zijn aan het toerisme, zoals Meeting Brugge, Westtoer, de Bloedprocessie, het Cactusfestival. Die lijst alleen al telt meer dan vijftig vzw's, verenigingen of diensten die dotaties ontvangen tussen de 850 euro en enkele honderdduizenden euro's. En die deels een publiek van buiten de Brugse stadspoorten aantrekken

Ook andere posten, denk aan de ordehandhaving (27,7 miljoen euro), hulpverlening (9,2 miljoen euro), openbare vuilnisbakken (512.000 euro) of het handhaven van het parkeerbeleid (805.000 euro), doen het kostenplaatje oplopen. Toeristen maken immers ook gebruik van de politiediensten, en als ze ziek worden, belanden ze op de spoedafdeling van het AZ Sint-Jan. Al deze 'algemene diensten' zetten de teller op ruim 54 miljoen euro. Of zo'n 2,3 miljoen euro (4,3 procent) die je zo op het conto van de toeristen mag schrijven. Zogeheten 'blinde' kosten.

De taks op de tweede verblijven - die een deel van die algemene dienstverlening moet helpen opvangen - is goed voor slechts 1,3 miljoen euro. En de toeristentaks, die 3,8 miljoen euro opbrengt, moet dienen voor een nieuw beurs en congresgebouw.

Dan hebben we het nog niet eens over het cultuurhistorisch patrimonium, waaraan ook veel investeringen zijn gekoppeld. Een kwart van dat patrimonium is nu in handen van religieuze congregaties, maar hun draagkracht is onvoldoende om dat te onderhouden. "Het is een gigantische uitdaging om dat te bewaken, zodat de grote private vastgoedinvesteerders niet massaal zouden toeslaan als dit

patrimonium op de markt komt", zegt Landuyt. "Al hebben we privé-initiatieven ook broodnodig."

'Tsunami'

Wat pleit voor Brugge, in tegenstelling tot pakweg Amsterdam, is dat het gros van de toeristische sector nog in (Brugse) familiehanden is. En dus niet naar buitenlandse rekeningen vloeit.

Al maakt dat het ook allemaal heel dubbel, zegt de burgemeester. "Na de aanslagen van 22 maart in Brussel kreeg ons land een serieuze tik te verwerken. De toeristische sector voelde het tot in zijn kern. Toen waren we blij dat de cruiseschepen in Zeebrugge aanmeerden, want blijkbaar vond men België wel nog veilig via het water. Maar vandaag, nu alles weer in zijn plooi valt, geef ik toe dat we moeten oppassen dat die schepen ons niet overspoelen."

De kalender voor dit jaar beoogt zo'n 150 cruiseschepen, soms twee tot drie per dag. Als je weet dat één zo'n schip gemakkelijk tot 4.000 passagiers telt, die slechts enkele uren in de stad blijven, dan doemt het beeld van een tsunami snel op.

"Ik heb daar veel discussies over met de horeca", legt Landuyt uit. "Ik moet streng zijn, en dat wordt

me niet in dank afgenomen. Maar ik moet het doen, om de stad leefbaar te houden voor zijn inwoners."

LIEVEN DESMET ■

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is