Schrappen van treinen hoeft geen ramp te zijn.

Op 21 oktober 2011

De raad van bestuur van de NMBS heeft de knoop doorgehakt en beslist om 170 onrendabele treinen te schrappen. In de lijst van 300 te schrappen treinen die circuleerde voor de uiteindelijke beslissing viel was sprake van de afschaffing van enkele treinen tussen Brugge en Zeebrugge. Of deze treinen uiteindelijk ook de definitieve lijst gehaald hebben is bij het schrijven van dit stuk nog niet duidelijk.

Dat de NMBS-Groep moet besparen staat buiten kijf. Toch wordt slechts 13 miljoen euro bespaard door het schrappen van niet-rendabele treinen. De rest van de te besparen 97,55 miljoen zal elders moeten gevonden worden. In de eerste plaats moet gesnoeid worden in de logge structuur van de groep waar de NMBS-Holding als geldverslindend waterhoofd de zwaarste lasten zal moeten dragen. Het terugschroeven van de dienstverlening aan de reiziger mag slechts het laatste reddingsmiddel zijn.

Maar is het afschaffen van deze treinen wel een beperking van de dienstverlening? Moet de NMBS als massavervoerder blijven investeren in quasi-lege treinen of moeten we verder kijken en ons afvragen waarom die treinen geen reizigers aantrekken?

Op het eerste zicht zou Zeebrugge, met de haven als een van de grootste werkverschaffers in de regio, heel wat pendelaars naar het spoor moeten lokken. En toch is dat niet het geval. Het aanbod is dus niet afgestemd op de vraag. Spoorvervoer is per definitie geschikt voor het overbruggen van grote afstanden, waarbij de reiziger opstapt in het ene stadscentrum om te reizen naar een ander stadscentrum. Men moet zich de vraag durven stellen of spoorvervoer wel geschikt is voor regionale, zelfs lokale, trajecten. Welke inwoner van Zwankendamme of Lissewege neemt de wagen om naar het plaatselijke station te rijden en daar de trein te nemen naar, pakweg, Brussel? Rijden die reizigers nu al niet meteen naar het station van Brugge, om op die manier een overstap te vermijden?

Als we de logica van de Belgische bevoegdheidverdeling volgen, waar de federale overheid bevoegd is voor het spoor en de gewesten voor het streekvervoer, dan zouden trajecten als Brugge-Zeebrugge of Lissewege-Brugge eerder een taak zijn voor het gewest. Voor de Lijn dus.

Voor het traject tussen Brugge en Zeebrugge is een busverbinding dan ook veel beter geschikt. Er zijn meerdere haltes waardoor de reiziger flexibeler is in de keuze waar hij op- of afstapt. Ook kunnen de havenbedrijven die nu niet met het openbaar vervoer te bereiken zijn een halte krijgen waardoor men beter aansluit bij de mobiliteitsbehoefte van de werknemers. Uiteraard dienen er voldoende vroege en late ritten te zijn om aan de vraag van de havenarbeiders te kunnen voldoen. Ook voor de werknemers van de bedrijven op de Blauwe Toren is het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer momenteel een heikel punt. Voor hen kan deze verbinding evenzeer het verschil maken in de keuze van hun vervoer.

Ook de inwoners van Zeebrugge, Zwankendamme en Lissewege zijn volwaardige Bruggelingen. Ook zij moeten kunnen genieten van, ondermeer, het culturele aanbod in de binnenstad en hebben recht op een vlotte verbinding met Brugge. Ook hier voldoen de huidige verbindingen, de trein en de belbus, niet aan de behoeften. Ook hier kan een frequente stadslijn Brugge-Zeebrugge soelaas brengen. Door het opnemen van deze busverbinding in het systeem van de avondlijnen kunnen ook Bruggelingen uit Lissewege, Zwankendamme en Zeebrugge na een avondje uit in de binnenstad op een veilige manier terug naar huis.

Een vlotte busverbinding is echter slechts een eerste stap. N-VA Brugge is vragende partij voor een snelle uitvoering van het Neptunusplan dat de Lijn en De Vlaamse Regering in 2007 voorstelden. In dit plan wordt de kusttram doorgetrokken van Oostende naar Brugge en van Zeebrugge naar Brugge. Met deze verbinding, die van groot belang is voor het toerisme in Brugge, Zeebrugge en de Brugse polderdorpen, zou een buslijn Brugge – Zeebrugge overbodig worden en de bereikbaarheid van onze stad fors toenemen. Het Neptunusplan is een win-win-scenario voor zowel de kust als voor Brugge. Tijdens het toeristische seizoen zouden de Brugse verblijfstoeristen via de kusttram een rechtstreekse verbinding hebben met de kustgemeente van hun keuze terwijl de toeristen aan de kust vlot en goedkoop een dag in Brugge kunnen komen winkelen, eten of simpelweg genieten van ons rijk patrimonium.

De visie van de N-VA in Brugge is dan ook dat het schrappen van enkele treinen geen ramp hoeft te zijn als men voorziet in alternatieven. De verschillende vervoersmodi moeten complementair zijn en het openbaar vervoer moet afgestemd worden op de mobiliteitsvraag van de burgers. Enkel op die manier kunnen we in Brugge, Lissewege, Zwankendamme en Zeebrugge, de kaart trekken van duurzaam vervoer dat goed is voor de reiziger en het milieu.

 

Johan Deprez

 Beluister ook het interview op Stadsomroep.com

Johan DeprezDe auteur is Communicatieverantwoordelijke van N-VA Brugge en voorzitter van de werkgroep “Mobiliteit en Openbaar Vervoer”. Hij is ex-treinbegeleider en voormalig onderbureauchef van de dienst Treinbegeleiding van NMBS Mobility en werkt momenteel als parlementaire medewerker van Kamerlid Daphné Dumery. Hij is lid van de Bond van Trein-, Tram- en Busgebruikers (TreinTramBus.be) en een frequent gebruiker van het openbaar vervoer.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is